Begin februari 2021 kreeg ik een bericht: Afrikaanse diaspora viert de Black History Month. Black History Month (BHM) is een jaarlijkse herdenking van sleutelfiguren en belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis van de Afrikaanse diaspora. Blijkens de toelichting gaat het om een sinds 1976 in de VS en Canada bestaande traditie, die vanaf 2010 ook in Nederland wordt voortgezet.
Het is niet voor het eerst dat ik de term Afrikaanse diaspora tegenkom en telkens knippert een lampje in mijn hoofd. Iets stoort me eraan, maar wat? De term ‘diaspora’ (verstrooiing) ken ik al heel lang van de Joodse diaspora. Mijn vermoeden dat dit ook de oorsprong van het begrip is wordt bevestigd door Wikipedia. Eeuwenlang is Joodse diaspora de enige woordcombinatie geweest. Ze is een begrip en een feit sinds de val van het koninkrijk Juda in 586 v.Chr. en meer nog, na de verwoesting van de tempel in Jeruzalem in 70 n.Chr. Het Joodse volk raakte verstrooid over de aardbol en de Joden in de verstrooiing koesterden even zo vele eeuwen het verre Jeruzalem als hun hoofdstad, die van het verleden, maar evenzeer van hun toekomst. Dat werd de droom van het zionisme, het verzamelen van de Joden in de diaspora en hun terugkeer naar het Land. Het begrip diaspora is dus verbonden met verlies en verwoesting, maar ook met hoop op herstel en terugkeer. Het is verbonden met een bijzondere geschiedenis van een identificeerbaar volk.
Het wikipedia-lemma noemt zo’n zeventien ‘diaspora ’s’. Sommige gaan inderdaad over volkeren die slachtoffer zijn van burgeroorlog, verdrijving of verwoesting. Het is niet vreemd om te lezen over de Somalische diaspora, of de Armeense diaspora. De respectieve burgeroorlog en genocide zijn maar al te feitelijk in herinnering. Maar zoiets valt toch niet te zeggen van de ‘Afrikaanse’, laat staan de ‘Europese’ diaspora, die beide ook in dat lemma worden genoemd. Er is niet één Europese of één Afrikaanse geschiedenis. Dus heb ik mijn bedenkingen bij het gebruik van het woord ‘diaspora’ voor een compleet continent.
Over de Europese variant kunnen we betrekkelijk kort zijn: het is een gotspe om de verspreiding van Polen en Ieren bijvoorbeeld, volkeren die inderdaad hongersnoden en onderwerping hebben gekend, in een begrip samen te vatten met die van pakweg Fransen, Spanjaarden, Britten en Nederlanders, die uit een mengeling van hebzucht, heerszucht, nieuwsgierigheid en zendingsdrang over de aarde zijn uitgezwermd. En eerlijk gezegd heb ik nooit iemand over een Europese diaspora horen spreken. Beter houden zo.
Er hangt rond het begrip diaspora een romantisch waas. Familiebanden over de aardbol, verhalen die rondgaan en verleden en heden verbinden, vaste jaarlijkse feestmomenten die anders zijn dan die van de omgeving, verlangen dat komt van eens en uitgaat naar ooit. Maar als elke romantiek heeft ook deze haar duistere kant. Slachtoffer te zijn van de geschiedenis, een historisch noodlot dat nooit gewroken is, de idealisering van een verloren land dat zo nooit heeft bestaan noch ooit zal bestaan, de verering van voorouders en de koestering van de eigen bijzonderheid. Het hele idee van terug willen of kunnen keren, dat kan ook fataal worden.
Misschien zoek ik spijkers op laag water. Wellicht wordt het begrip allang neutraal gebruikt en heeft niemand er zulke ideeën bij. Maar wanneer alle ‘zwarte’ personen met een enkel nog via DNA-onderzoek naar een Afrikaans land te traceren oorsprong, waar ook ter wereld zo worden benoemd, dan is er iets aan de hand wat erger is dan valse romantiek. Want zoiets is helaas gratis voer voor racisten, die niets zullen nalaten om die ‘Afrikanen’ naar dat grote continent ‘terug’ te sturen.
Afrika is het continent waar de hele mensheid vandaan komt. Het is haar moeder. De kinderen zijn in duizend eeuwen uitgezwermd, gesplitst in stammen en weer verenigd in volkeren. Zolang andere continenten ook bewoonbare plaatsen en een goed bestaan bieden, zal terugkeer naar het moedercontinent de uitzondering blijven, ook voor diegenen die er het meest ‘Afrikaans’ uitzien.
Herman Meijer was van 2003 tot medio 2006 voorzitter van het landelijk bestuur van GroenLinks. Van 1990 tot 2002 was hij gemeenteraadslid en wethouder in Rotterdam. In zijn portefeuille zat onder meer stads- en sociale vernieuwing, allochtonen-, grote steden- en moskeebeleid.