Op 24 november jl. schreef Riayd Mansour, de Palestijnse ambassadeur bij de VN in New York, een brief aan de voorzitter van de VN Veiligheidsraad over de grote toename van de Israëlische agressie tegen de Palestijnse bevolking.
Hij voegde daar een lange lijst aan toe van recente misdaden die dagelijks door de Israëlische bezettingsmacht worden gepleegd. Het betreft organenoogst, vooral de diefstal van hoornvlies.
Dezelfde dag ontkende zijn Israëlische collega, Danny Danon, de organenoogst. Hij noemde Mansour’s beschuldiging sinister en antisemitisch en bracht gelijk de zwaarste Israëlische beschuldiging ‘blood libel’ in stelling.
‘Blood libel’ is bloedlaster, een middeleeuws verhaal dat Joden vooral christenkinderen zouden vermoorden om hun bloed te gebruiken voor rituele doeleinden. Tegenwoordig wordt dit willekeurig gebruikt om zogenaamde valse geruchten over Joden, of over Israël, te bestrijden. Ambassadeur Danon neemt niet de tijd en de moeite om de feiten te controleren.
Beschuldigingen van Israëlische organenhandel en -diefstal dateren al van 1968 en roepen in Israël heftige reacties op. Een Zweeds krantenartikel van 17 augustus 2009 over mogelijke Israëlische organenroof in de negentiger jaren, mondde uit in een oproep tot nader onderzoek. Het veroorzaakte een diepe diplomatieke crisis tussen Israël en Zweden. Israël noemde het antisemitische ‘blood libel’.
De Israëlische behoefte aan transplanteerbare menselijke organen is groot, maar het aanbod vanwege religieuze regels klein. Niet-Joodse organen mogen wèl voor Joden worden gebruikt. Onderscheid moet worden gemaakt tussen organenhandel en organenroof. Hoewel moreel verwerpelijk en bij internationaal verdrag verboden, is er een praktisch verschil.
De organenhandel bestaat uit wereldomspannende netwerken. De misdaadkartels zoeken in economisch en sociaal zwakke landen hun prooien onder de allerarmsten. De slachtoffers worden in hun beleving enorme bedragen beloofd en in veel gevallen betaald in ruil voor één of meer transplanteerbare organen en vaak slecht geïnformeerd over de risico’s.
In feite worden arme en hongerige mensen betaald om hun lichamen langzaam aan te slopen. De ‘klant’ zal zonder transplantatie binnen afzienbare tijd overlijden en vrijwel altijd zijn of haar ogen sluiten voor het misdadige karakter van de transactie. In sommige gevallen zijn overheden bij deze maffia-achtige praktijken betrokken, soms ook niet.
Bij organenroof gaat het om dode lichamen of zogenaamd gestorvenen. In Moldavië en China is de overheid er soms rechtstreeks bij betrokken. In deze gevallen werken overheidssectoren nauw samen met delen van de medische wereld en in sommige gevallen ook met maffiose organisaties.
Alison Weir schreef “Israeli Organ Trafficking and Theft: From Moldova to Palestine”. [The Washington Report on Middle East Affairs, November 2009, Vol. XXVII, no. 8, blz. 15 e.v.], een ‘special report’. Zij introduceert Berkeley’s Nancy Scheper-Hughes als een groot expert.
Drie vragen dienen beantwoord te worden: zijn Israëlische handelaren betrokken bij organenhandel en -roof; zijn daar ook Israëlische overheidsfunctionarissen bij betrokken; en is er sprake van rechtstreekse overheidsbemoeienis in Israël?
Israëlische handelaren
Nancy Schepers-Hughes schreef in 2009 dat de handelaren en kopers van een groot aantal naties en etnische groeperingen komen. Echter: “De Israëlische handelaren staan aan de top. Zij hadden en hebben een ontzagwekkend piramidaal systeem aan het werk. Ze hebben hun tussenpersonen, bankrekeningen, ronselaars, vertalers en reisagentschappen die voor visa zorgen, overal.
Honderden Israëliërs hebben een productielijn opgezet die begint in de dorpen van Moldavië, waar tegenwoordig mannen met maar één nier rondlopen. Steeds worden wereldwijd de zwakste landen en prooien gekozen.” Schepers-Hughes vond twee motiveringen bij Israëlische handelaren. De ene was hebzucht; de andere: wraak en terugbetaling/herstelbetaling voor de Holocaust.
Israëlische overheidsfunctionarissen
Het feitenmateriaal is overweldigend. Overheidsfunctionarissen waren er rechtstreeks bij betrokken, naar eigen zeggen tot 2009. Het betrof, zeiden zij, veel Palestijnen, maar ook Israëlische soldaten en burgers en buitenlanders, aldus de artikelen van Trouw en Joop.nl in 2009.
De Israëlische overheid
Schepers-Hughes verklaarde in 2001 aan een subcommissie van het Congres dat de Israëlische overheid er rechtstreeks bij betrokken is. Israël beschikte over een nationaal programma van transplantatietoerisme, dat burgers daarvoor subsidies verleende. Ook werd 80.000 dollar door de overheid terugbetaald voor buitenlandse transplantaties en de rest door verzekeringen, eveneens gesubsidieerd door de overheid. Leden van het Ministerie van Defensie of naaste familieleden begeleidden transplantatiesnoepreisjes ten laste van de belastingbetaler.
Hoe is de stand nu? De New York Times publiceerde gedetailleerd op 17 augustus 2014: “Transplant Brokers in Israel Lure Desperate Kidney Patients to Costa Rica.” Israëlisch medisch personeel nam deel aan een mislukte poging tot organenhandel. De Israëlische overheid weigerde te verklaren dat het handelaren vervolgt.
Voor de eerste Israëlische harttransplantatie in 1968 werd het gestolen hart van een Schot -onder dubieuze omstandigheden in een ziekenhuis overleden -gebruikt. Ambassadeur Mansour zegt in november 2015 over bewijzen van organenroof te beschikken. Tijdens aanslagen op Gaza werden kinderen neergeschoten zonder dat sprake was van gevechtshandelingen.
De Israëlische soldaten namen de gewonden mee. Het lijk werd later zonder bepaalde organen aan de familie overhandigd. Het aantal gevallen, waarbij Palestijnen gedode familieleden in plastic zakken hebben ontvangen met grote, ruw dichtgenaaide wonden in bovenlichamen, is legio. Onder Israëlisch beheer bestaan begraafplaatsen met genummerde graven. Het vermoeden is, dat daar leeggeroofde lichamen ter aarde zijn besteld. Een forensisch arts vond tijdens de eerste Intifada in 1987 indicaties dat uit lichamen organen, vooral ogen en nieren, waren verwijderd. En zo zijn er vele incidenten.
Israëlische soldaten brengen vermoorde Palestijnen, vaak jongeren, bij de familie terug. Het slachtoffer moet onmiddellijk worden begraven onder het wakend oog van de soldaten. Soms wordt op hun instructie de elektriciteit afgesloten, waardoor de begrafenis in het duister moet plaatsvinden.
Op 2 november 2015 schoot het Israëlische leger op het Al-Jalama kruispunt in Qabatiya bij Jenin op de bezette Westoever Ahmed Abu al-Rob (16) dood. Honderden Palestijnen demonstreerden de hele nacht van 6 november er tegen dat de Israëlische bezettingsautoriteiten zijn lichaam al vier dagen vasthielden. Pas op 4 december kon het lichaam van Ahmed Abu al-Rob onder bepaalde voorwaarden door de familie bij het kruispunt worden opgehaald. De voorwaarden:
- het lichaam mocht worden opgehaald door maximaal twee auto’s en zonder ambulance;
- binnen twee uur na zijn aankomst of eerder moest hij zijn begraven;
- het is verboden dat artsen het lichaam onderzoeken en er zal geen autopsie plaatsvinden.
Israël ontkent de beschuldigingen zonder argumentatie aan te dragen. In het bijzijn van Israëlische collega’s kunnen Palestijnse artsen altijd vaststellen of organen al dan niet werden verwijderd. Zonder Israëlische transparantie worden de Palestijnse beschuldigingen niet ontkracht.
De Israëlische verdwijntrucs, de afwezigheid van transparantie, het aantal geografisch en in de tijd verspreide gevallen en aanwijzingen van roof is indrukwekkend: de staat Israël pleegt organenroof.