Ramadan is een tijd van bezinning, van contemplatie. Het dwingt de gelovige om stil te staan. Ook als je er niet bewust de tijd voor neemt. Want plots wordt alles statisch, waardoor je zaken anders gaat bekijken.
Lichaam en geest worden – tijdens de staat van het vasten – permanent geprikkeld door het hongergevoel en de onthouding. Waardoor de gelovige heel concreet stilstaat bij het vasten en het waarom ervan. Waar draait het in feite om tijdens de vastenmaand? Bezinning, reflectie en stilte. Niet de letterlijke stilte, want daarvoor kan je de top van de Himalaya beklimmen. Maar daar bevriest de stilte en is het zinloos.
Hier gaat het om de innerlijke stilte, zoals de Deense filosoof Kierkegaard het uitdrukt: “Ik ontdekte dat ik minder en minder te zeggen had, tot ik uiteindelijk stil werd en begon te luisteren. En in die stilte hoorde ik de stem van God.”
De Koran verwijst naar deze stilte met het woord ‘assakinatoe’ of innerlijk rust, lees in soerat 48 vers 18:
“Hij wist wat in hun harten was en (vanwege hun oprechtheid) deed Hij (innerlijke) rust en kalmte op hen neerdalen. En Hij beloonde hen met een nabije overwinning.”
Ramadan is een maand waarin de moslim – na elf maanden rush en beslommeringen – eindelijk een ijkpunt vindt, de resetknop indrukt. Alles wat in de voorbije elf maanden als de evidentie zelve werd beschouwd, wordt opeens heel bijzonder.
Water drinken is bijvoorbeeld een handeling die je als heel normaal beschouwt. Maar wanneer de Ramadan is aangebroken en je vast terwijl het dertig graden is, kijk je heel anders naar een fles water. Pas dan leer je water naar waarde schatten. Dit betekent concreet dat een vastende mens het ‘zichtbare-en-meer’ ziet. Hij ziet niet iets anders dan de niet vastende mens, maar hij ziet hetzelfde anders.
Het leidt als het ware voor een vastende naar iets ‘anders’. Alles krijgt een andere betekenis. En in die betekenis is God voor de gelovige heel nabij. Anders gezegd; het gaat over het creëren van een zeker godsbewustzijn achter elk natuurlijk fenomeen. De Koran verwijst naar dit fenomeen:
“… het vasten is jullie (de moslims) voorgeschreven zoals het aan de volkeren voor jullie (joden en christenen) is voorgeschreven teneinde een godsbewustzijn te creëren (bij de vastende mens) …”
Naast het godsbewustzijn draait de vastenmaand als het ware over de waarde kennen van zaken waarover je beschikt, en die een vastend persoon anders bekijkt. Zodoende verlangt de mens niet naar zaken die hij niet bezit.
Boeddha had het door toen hij in zijn ‘tweede edele waarheid’ stelde: “Verlangens zijn de oorzaak van het lijden. Om gelukkig te worden moeten we ophouden met het koesteren van verlangens.”
Mohammed, de profeet van de islam, zei: “Niets kan de buik van de zoon van Adam vullen, buiten aarde.”
Jammer genoeg constateren we alsmaar vaker een gecommercialiseerde vorm van vasten tijdens Ramadan. Waardoor de essentie verloren gaat, met name het godsbewustzijn.
We merken dat Ramadan een maand is waarmee iedereen, ongeacht de levensbeschouwelijke achtergrond, vertrouwd geraakt. Op de werkvloer, op school, in je eigen straat met de buren, in de zorgsector, zelfs in de winkelrekken vind je een ‘Ramadan special’-assortiment. Jacques Brel zingt in zijn befaamd lied “l’argent n’a pas d’odeur”/ “geld stinkt niet.”
De islam is niet immuun voor de commercialisering en mondialisering en ontglipt niet aan de “god van de 21ste eeuw”. De homo-economicus bepaalt vandaag wat goed en slecht is, waardoor de vastende moslim makkelijk voorbij gaat aan de essentie van het vasten, namelijk: zuinig leven door minder te consumeren.
Doch, de drang voor consumeren neemt toe waardoor de mens hebzuchtiger wordt. Het is die hebzucht en dat egoïsme die onze wereld enorm veel schade hebben berokkend. Mede door hebzucht ontstaan spanningen tussen het eigen belang van individuën die uitlopen op conflicten.
Daarom bedachten de 17de-eeuwse westerse filosofen het ‘sociaal contract’ als concept om de spanningen tussen eigen belangen te reguleren. Door middel van wetgeving probeerde men de maatschappij zodanig te organiseren dat de zwakkeren beschermd zouden worden tegen (machtsmisbruik van) de sterken.
De Frans predikant en activist Henri Lacordaire zegt: “Entre le fort et le faible, entre le riche et le pauvre, entre le maître et le serviteur, c’est la liberté qui opprime et la loi qui affranchit.” (“ Tussen de sterken en de zwakken, tussen de rijken en de armen, tussen de meester en de dienaar, is het de vrijheid die onderdrukt en de wet die vrijmaakt).”
Door de wet op te leggen aan de mens, heeft men een deel van het probleem opgelost. De vraag blijft hoe een mens op ‘natuurlijke’ wijze tot inzicht kan komen om zijn ‘natuurlijke’ hebzucht te beperken. Of kan een mens rekening houden met “de ander” en hem niet reduceren tot zichzelf.
Voor een dergelijke verbinding met “de ander”, niet door wetten opgelegd, is een metafysisch kader nodig. Met vasten wordt die hebzucht in toom gehouden. Als een vastend persoon een aantal uren per dag in staat is om afstand te nemen van brood en water, is hij ook in staat om afstand te nemen van andere zaken die wellicht overbodig zijn en die hij kan afstaan aan anderen die het harder nodig hebben.
Maar helaas gaat men vandaag voorbij aan deze essentie van Ramadan – de evidentie van zaken doorgronden, bevragen, erover reflecteren en zuinig leren leven – waarop de vastenmaand door de homo-economicus als een gat in de markt wordt beschouwd.
Het is te hopen dat de vastende moslim in deze coronacrisis tot inzicht komt – en dat met het doorschieten van consumptievasten – de slinger naar het midden komt.
Brahim Bouzarif, theoloog/vrijdagprediker, lid van platform Vlaamse imams en moslimdeskundigen en Vice-directeur Expertise- en Onderzoekscentrum Islam in Vlaanderen (CIRRA).