Er komt een nader onderzoek naar de terugbetalingen aan Holocaust-slachtoffers en hun nabestaanden in Nederland en Israël. Een woordvoerder van het ministerie van Financiën bevestigt dat tegenover de Volkskrant.
Het gaat om zogeheten ‘Maror-gelden’, een afkorting voor Morele Aansprakelijkheid Roof en Rechtsherstel. In 1999 en 2000 werd door de Nederlandse overheid, de banken, verzekeraars en het beurswezen in totaal 364 miljoen euro bijeengebracht als teruggave van nooit opgeëiste banktegoeden, aandelen en levensverzekeringen aan individuele Shoah-getroffenen en hun nabestaanden.
De verdeling van de Maror-gelden verliep via diverse stichtingen in Nederland en Israël. De Volkskrant meldde in juli verdenkingen van klokkenluiders dat er bij die verdeling onregelmatigheden zouden hebben plaatsgevonden.
De administraties van de stichtingen zouden niet overeenkomen en er zou bij onderlinge transacties mogelijk geld zijn verdwenen. Joodse organisaties in Nederland en Israël hebben de verdenkingen tot nu toe afgedaan als ‘laster en insinuaties’.