De rechtbank in Rotterdam heeft vandaag Laura H. de 22-jarige vrouw uit Zoetermeer veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar, waarvan 13 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
De rechtbank acht bewezen dat Laura H. het oogmerk heeft gehad om terroristische misdrijven voor te bereiden en te bevorderen. Omdat ze al een jaar in voorarrest heeft gezeten, hoeft ze niet meer terug naar de gevangenis.
Laura H. moet zich de komende 3 jaar aan strenge voorwaarden houden. Ze mag niet in de buurt van de landgrenzen of op luchthavens komen en ze moet zich geregeld melden bij de reclassering. Daarnaast mag ze geen contact zoeken met strijders en personen die in het (voormalig) strijdgebied hebben verbleven. Ook moet ze meewerken aan elektronisch toezicht. Als zij deze voorwaarden overtreedt, kan de voorwaardelijke gevangenisstraf alsnog ten uitvoer worden gelegd.
Laura H. is met haar man en twee jonge kinderen in september 2015 uitgereisd naar Syrië en Irak, om zich daar als gezin te vestigen in het door IS uitgeroepen kalifaat, zodat haar man zich aldaar bij IS als strijder in de jihadstrijd kon aansluiten. Volgens Rechtbank heeft zij haar man gefaciliteerd zodat hij zich kon aansluiten bij IS. Uit de verklaringen van de verdachte blijkt dat zij vóór deze uitreis al wetenschap had van de sympathieën van haar man voor IS en zijn wens om naar Syrië te vertrekken.
De rechtbank oordeelt dat – ondanks dat de reclassering en deskundigen dat niet zo stellen – de kans op herhaling van het bewezenverklaarde of soortgelijke feiten, wel degelijk aanwezig is zo lang de begeleiding van de verdachte door de reclassering nog niet in al haar facetten is voltooid.
De rechtbank ziet dan geen reden om op basis van de bevindingen van de deskundigen tot toepassing van het minderjarigenstrafrecht te komen. Daarbij is ook gekeken naar de ernst van de bewezen feiten en de jurisprudentie.