De politie mag niet discrimineren door een voertuig voor verkeerscontrole te selecteren uitsluitend of hoofdzakelijk op basis van etnische of religieuze kenmerken van de bestuurder of de inzittende. Dat oordeelt de Hoge Raad vandaag in een zaak over de dynamische verkeerscontrole.
Het hof oordeelde dat de politie bevoegdheden had gebruikt voor opsporing van strafbare feiten in plaats van verkeerscontrole. Daarom was het bewijs tegen de verdachte onrechtmatig verkregen, aldus het hof. Het Openbaar Ministerie stelde tegen deze uitspraak cassatieberoep in.
Bij een dynamische verkeerscontrole worden specifieke auto’s gecontroleerd vooral met betrekking tot personen van wie de politie denkt dat zij crimineel actief zijn. Dat gebeurt op grond van bepaalde risicokenmerken. In deze zaak werd de auto waarin de verdachte reed ter controle aan de kant gezet omdat de politie over informatie beschikte dat de auto gehuurd was bij een maatschappij waarvan bekend was dat die aan criminelen verhuurde.
De Hoge Raad oordeelt dat een verkeerscontrole aan de wettelijke eisen voldoet als hierbij daadwerkelijk het rijbewijs en de kentekenpapieren zijn gecontroleerd. De controlebevoegdheid is in dat geval niet uitsluitend gebruikt voor opsporing.