zondag 1 december 2024
5 C
Staphorst

De omvolking van Banda

Het was een flinke vloot die uitvoer van Batavia, eind december 1620. Hij bestond uit dertien schepen met meer dan 1500 soldaten aan boord en ging op weg naar Ambon, om daar nog eens versterkt te worden met zes schepen en 321 extra soldaten. De volgende bestemming was Banda Neira, waar nog eens 250 man troepen werden meegenomen en 36 inheemse boten. Onder de persoonlijke leiding van Jan Pieterszoon Coen zeilde aldus in maart 1621 een VOC-vloot van 55 schepen met ruim tweeduizend man aan boord naar de kust van Lontor, het tegenwoordige Banda Besar, het grootste van de Banda-eilanden, dat toentertijd zo’n 5000 inwoners telde. Het was de opmaat voor het bloedbad van Banda, later ook wel de genocide van Banda genoemd.

Waaraan hadden de Bandanezen deze strafexpeditie verdiend? Ze zaten het door de VOC nagestreefde nootmuskaatmonopolie – waarop de VOC sinds een contract van Jacob van Heemskerck uit 1598 recht meende te hebben – in de weg. Ze bleven de muskaatnoten, die inderdaad in bijna geen ander land zo aan de bomen groeiden en die zij al eeuwen verbouwden, ook verkopen aan Britten en Portugezen en aan de buren van andere eilanden. Dus gaven de Heren Zeventien, het bestuur van de VOC, aan Coen de instructie om hen te onderwerpen en hun leiders van het eiland te verjagen. Banda Besar gaf zich niet zonder slag of stoot gewonnen. Langs de kust en in het binnenland waren versterkingen die schoten op de verkenners die Coen had uitgezonden. Op 11 en 12 maart vielen de Hollanders en hun huurlingen van meer kanten binnen en bezetten het eiland. De leiders van het eiland, de orang kaya, boden geschenken aan en willigden alle eisen van de VOC in. Ze deden de toezegging om al hun wapens in te leveren, hun vestingen te ontmantelen en zelfs om gijzelaars over te dragen. Bovendien boden ze de verzekerde levering van nootmuskaat aan. Maar omdat ze niet op voorhand hun wapens wilden inleveren, weigerde Coen een verdrag te sluiten. Onderwijl vluchtten de meeste eilanders de heuvels in begonnen van daaruit de Nederlanders te bestoken. Coen reageerde hierop met het platbranden van dorpen en het dwingen van inwoners om voor de VOC te werken. De orang kaya werden voor dit verzet verantwoordelijk gehouden en onder marteling tot de bekentenis van samenzwering gedwongen. Van hen werden er 44 ter dood veroordeeld – de onthoofding liet Coen uitvoeren door Japanse (!) huurlingen. Omdat ook dit geen einde maakte aan de opstand van de Bandanezen liet Coen alle dorpen van het eiland verwoesten. Van de 5000 inwoners werden er 1700 tot slaaf gemaakt, 2500 kwamen om, c.q. werden gedood, een onbekend aantal wierp zich van de rotsen om aan de Nederlanders te ontkomen; enkele honderden ontsnapten naar naburige eilanden.

Hoezo omvolking?
Het was inderdaad een bloedbad en omdat de complete bevolking werd vermoord of verdreven, is ook het woord genocide op zijn plaats. Toch is dat niet het gehele verhaal. Voorafgaand aan deze operatie had Coen in een brief aan de Heren XVII geschreven dat om het nootmuskaatmonopolie van de compagnie veilig te stellen, het “nodig [is] dat Banda opnieuw overmeesterd en met andere mensen bevolkt gaat worden.” Dat is dus letterlijk omvolking. En het was niet enkel de bedoeling, het is ook zo uitgevoerd. Nadat Banda geschoond was van zijn oorspronkelijke bevolking, zijn er door de VOC uit de archipel anderen naar het eiland gehaald. Het land werd in ‘perken’ verdeeld, die werden toegewezen aan ‘perkeniers’ (veelal VOC-functionarissen). Op de perken kwamen die slaafgemaakte bewoners te werken, om er de productie van nootmuskaat en foelie gaande te houden.

In de discussie over het gebruik van het woord ‘omvolking’ wordt weliswaar aangevoerd dat dit een naziterm is, maar zelden precies vermeld wat de nazi’s ermee bedoelden. De omvolking die zij voor ogen hadden was gericht op het Oosten van Europa, dat deel zou worden van de Duitse Lebensraum. Daar woonden volkeren die niet per se Duitsgezind waren, die politiek noch economisch dienstbaar waren aan de doeleinden van het Rijk. Het antwoord daarop, voor het eerst geformuleerd door de Duitse historicus Albert Brackmann, was omvolking. Dat wil zeggen Germanisering van die gebieden, waardoor Slavische en andere volkeren, boeren met name, zouden worden vervangen door een Duitse of Duitsgezinde bevolking. Deze bevolking zou politiek onderhorig zijn aan het machtscentrum en economisch dienstbaar aan de belangen van het Rijk – zoals de voedselvoorziening van burgers en soldaten. Als eerste deel van de omvolking, de vernietiging van de ‘vijandelijke’ bevolking, werd na de inval in de Sovjet-Unie in juni 1941 begonnen met de uitroeiing van de lokale Joden. Het tweede deel, het Germaniseren, werd nooit gerealiseerd. Door de weerstand en uiteindelijk de zege van de Sovjet-Unie, gebeurde het omgekeerde: de Duitse bevolking werd verdreven en vervangen door Slavische bewoners: Russen, Oekraïners en vooral Polen.

De parallel met Banda is frappant. In beide gevallen heeft de veroveraar het politiek-economische doel om een ondergeschikte bevolking te krijgen, die produceert in opdracht van het politieke centrum. In het geval van Banda is dat Batavia, c.q. Amsterdam; in het geval van Oost-Europa is het Berlijn. Het begrip ‘omvolking’ is typisch technocratisch nazi-jargon. Maar de bijbehorende praktijk heeft dus veel vroegere precedenten. Het geval Banda behoort tot wat Marx de oorspronkelijke accumulatie van het kapitaal noemt; in wat minder elegant klinkende termen, het roofkapitalisme. De Nederlandse Republiek pionierde erin, met de VOC als eerste op aandelen gebaseerde vennootschap ter wereld.

Complot en politieke betekenis
Dat omvolking op dit moment terugkeert in de vorm van het vermeende complot van een linkse wereldelite is in veel opzichten interessant. Wat Wilders, Faber, Bosma en ook Baudet opvoeren, is te begrijpen als projectie uit het eigen verleden, maar ook als een vorm van ‘voorwaartse verdediging.’ Om met dit laatste te beginnen: in letterlijke zin is en was dit de legitimatie van een oorlogshandeling. Voor Hitler was de inval in Polen in 1939 een vorm van voorwaartse verdediging, met de in scene gezette overval op een Duits radiostation als voorwendsel, zoals voor Poetin de combinatie van een oprukkende NAVO en een ‘naziregime’ in Kiev dat is. Maar meer figuurlijk moet bijvoorbeeld de aanval op de ‘lhbti – ideologie’, op de ‘asieltsunami’ en op de ‘Islam als verderfelijke ideologie,’ als een vorm van verdediging worden opgevat. Het zou gaan om een verdediging tegen iets wat de nationalisten en fascisten c.q. ‘ons’ feitelijk bedreigt. Asielzoekers, moslims, homo’s en transseksuelen worden gezien als ondermijners van onze maatschappij en onze manier van leven; een zorgwekkende demografische ontwikkeling, om met minister Faber te spreken. Daarom geldt het verbaal, ideologisch en ten slotte ook fysiek aanvallen van deze groepen als missie.

En dan het eerste, die projectie uit het eigen verleden. Voor zowel PVV als FvD is de ‘Nederlandse geschiedenis’ een sacraal object. Het ‘eigen’ verleden is de heroïek van een klein land met een groot wereldrijk. Het verkiezingsprogramma van de PVV eist onmiddellijk intrekken van de excuses voor het slavernijverleden. Voor het FvD valt een kritische kijk op de rol van Nederland op het wereldtoneel onder het verdict van ‘oikofobie.’ Je kunt het een geïdealiseerde kijk op het verleden noemen. Maar een gecensureerde lijkt mij eerder van toepassing. In de politieke omgeving van radicaal-rechts is de kijk op migratie volledig beperkt tot een angstige perceptie van niet-westerse immigratie. De grootschalige emigratie van Europeanen in verleden en heden, de Europese (her)bevolking van de Amerika’s en Australië, de gedwongen migratie van miljoenen Afrikanen, het verslepen van mensen van Bali en India naar Java, en uit Afrika, Java, India en China naar Suriname en de Kaapkolonie, tot en met de werving van gastarbeiders en expats; al die vormen van migratie door Nederlanders en andere Europeanen, van zichzelf en van anderen, ze worden in het migratiedebat niet eens genoemd.

Tegelijkertijd mogen we aannemen dat die feiten bij rechtse nationalisten in en buiten het parlement weldegelijk bekend zijn. Sterker nog, het nachtmerrieachtige ‘omvolkingscomplot‘ lijkt op de verdringing van de waarheid die zwarte Nederlanders uitspreken als ze zeggen: Wij zijn hier omdat jullie daar waren. Zo is het begonnen. De ‘veranderde samenstelling’ van de Nederlandse bevolking is de voetafdruk van een koloniaal, neokoloniaal en postkoloniaal verleden en heden. De omvolking van Banda zou onderwezen moeten worden als een leerstuk over de samenhang van kapitalisme en migratie.

Herman Meijer was van 2003 tot medio 2006 voorzitter van het landelijk bestuur van GroenLinks. Van 1990 tot 2002 was hij gemeenteraadslid en wethouder in Rotterdam. In zijn portefeuille zat onder meer stads- en sociale vernieuwing, allochtonen-, grote steden- en moskeebeleid. (Geschreven voor De Helling nr.4 2024)