Burgemeester Carola Schouten van Rotterdam heeft een brief aan de Rotterdammers geschreven over de oorlog in Gaza.
Hieronder volgt de integrale tekst van de brief:
Geachte leden van de gemeenteraad, beste Rotterdammers,
De oorlog in Gaza zorgt wereldwijd voor een groot gevoel van woede, afschuw, onmacht en verslagenheid. Ook in Rotterdam. Dag na dag zien we beelden van verwoesting, honger, angst en dood. Dit heeft zijn weerslag op de Rotterdamse samenleving in de gesprekkenop scholen, op het werk, aan de keukentafel en in het publieke debat. Als burgemeester zie ik hoeveel Rotterdammers zijn geraakt door het onmenselijke lijden van onschuldige burgers in Gaza. De pijn van deze Rotterdammers is echt en hun roep om rechtvaardigheid is oprecht.
Ik zie deze pijn en voel deze ook. Ik begrijp het verdriet, de wanhoop en de machteloosheid van Rotterdammers die zich nauw verbonden voelen met het lot van de Palestijnse bevolking. En ik deel hun afschuw over het geweld. Honderdduizenden mensenlevens vernietigd of ontwricht, kinderlevens in de knop gebroken, honger ingezet als oorlogswapen: het is hartverscheurend. Evenzo hartverscheurend vind ik de situatie van de Israëlische gijzelaars die in wanhoop afwachten op hun vrijlating. Mijn hoop en mijn oproep aan het kabinet is en blijft: gebruik alle beschikbare middelen om deze catastrofe te stoppen.
Tegelijkertijd zie ik ook een andere pijn. In onze stad ervaren Joodse Rotterdammers in toenemende mate hoe hun veiligheid onder druk staat door antisemitisme en is er angst voor uitsluiting. Zo zijn studenten bang om naar hun universiteit te gaan en is er angst om religieuze uitingen in het openbaar te dragen. Dit is onacceptabel. Net als de toename van islamofobie en anti-moslimretoriek. Veel mensen in onze stad voelen zich soms ongezien in hun pijn. Dat mogen we niet laten gebeuren. Wie werkelijk wil samenleven, moet bereid zijn álle pijn te zien en erkennen. En moet bereid zijn ook voorbij eigen pijn te kijken; hoe moeilijk dat ook is.
Misschien wel meer dan ooit wordt de manier waarop wij hier samenleven beïnvloed doorspanningen van buiten. Maar onze opgave ligt hier: Rotterdam rechtvaardig, veilig en openhouden. Als burgemeester voel ik de verantwoordelijkheid om die ruimte te blijven bieden. Tegelijk vraag ik dat ook van u als gemeenteraad, maar ook aan alle Rotterdammers.
Het vraagt moed en zorgvuldigheid om het gesprek in de stad te blijven voeren; juist wanneer het schuurt. Het is nu, meer dan ooit, belangrijk dat alle stemmen worden gehoord in de stad én in deze raad.
Het is niet gebruikelijk dat ik mij als burgemeester uitlaat over internationale conflicten. Niet omdat het mij koud laat, maar omdat de oplossing vaak buiten mijn directe invloed ligt. Maar wanneer het conflict de samenleving in onze stad raakt en raakt aan de manier waarop wij met elkaar samenleven, kan ik niet zwijgen. Mijn rol als burgemeester vraagt dan om medemenselijkheid en verbinding. Boven de partijen staan betekent niet dat ik onaantastbaar ben voor pijn en verdriet. En wanneer buitenlandse politiek binnenlandse politiek wordt, heb ik als burgemeester een rol te pakken door te blijven verbinden.
En datzelfde vraag ik aan u en aan de stad: laten we ons samen iedere dag blijven inzetten voor een manier van samenleven waarin ruimte is voor het uiten van gevoelens van afkeuring, rouw, rechtvaardigheid, voor verschil van inzicht, opvatting en overtuiging. Laten we blijven bouwen aan een stad waarin mensen zichzelf kunnen zijn zonder angst. Waarin we erkennen dat verdriet vele gezichten kent en dat ieders verdriet naast elkaar mag en moet bestaan.
Ik blijf mij inzetten voor die ruimte. Voor ontmoeting. Voor het echt blijven zien van elkaar; juist in woelige tijden. Want alleen samen houden we Rotterdam menselijk.’