Wie het 63 pagina’s tellende rapport van de Onderwijsinspectie goed leest, begrijpt waarom de oprichters van het Cornelius Haga Lyceum, tegen de publicatie van het rapport waren.
De school lijkt op een familie-en vriendenbedrijf waar onkundige “beroepsmoslims” belastinggeld incasseren over de rug van vooral Neder-Marokkaanse leerlingen uit Amsterdam en omstreken.
Moslimwaarden worden vernietigd
In Nederland zijn er ongeveer 54 islamitische basisscholen, waar ongeveer 15.000 leerlingen les volgen. Op al deze scholen werken bestuurders, directeuren, onderwijzers en heel veel vrijwilligers, dag in, dag uit aan een veilige omgeving en goed islamonderwijs, waar de Onderwijsinspectie in het algemeen tevreden over is, net als de politiek en de maatschappelijke partners.
De provocaties van de schooldirecteur zorgen ervoor dat behalve leerlingen van het Haga ook andere leerlingen op de 54 islamitische basisscholen en alle moslims in de beeldvorming lijden onder zijn (onislamitische) gedragingen en uitspraken.
Hij bevestigt vooral bij rechtse politieke partijen en hun achterban het beeld dat alle salafisten schijt hebben aan de rechtsstaat. Dat strookt niet met de werkelijkheid.
Hij vergroot tevens gevoelens en verzet tegen de komst van nieuwe islamitische scholen in het hele land. Hierdoor beschadigt het Haga-bestuur de moslimbelangen en wordt de opgebouwde solidariteit tussen moslims, joden, christenen, LGBT-beweging, politieke partijen en andere migranten-gemeenschappen verzwakt.
De rechtsstaat is geen supermarkt
Het bestuur en in hun kielzog een klein groepje salafistische ‘aanjagers’ en beroepsmoslims, de “stoorzenders”, beweren – als dit hun uitkomt – dat de overheid zich niet aan de rechtsstaat houdt. Ze moeten begrijpen dat de rechtsstaat geen supermarkt is waar je gratis je boodschappenkar kunt vullen.
Wij, Nederlandse moslims, moeten begrijpen dat de overheid van en voor ons is. Zij financiert islamonderwijs waar onze kinderen les volgen. Het is de overheid die een oogje in ’t zeil houdt als wij in onze moskeeën bidden tijdens de heilige Ramadanmaand, op het Suikerfeest en het Offerfeest, en niet de religiehandelaren, salafistische ‘aanjagers’ en beroepsmoslims.
Ja, de Nederlandse overheid heeft staatsrechtelijk de plicht om burgers te beschermen tegen “ongewenste” invloeden van binnen en buiten de grenzen. Neder-moslims moeten dit omarmen. Zo geven zij de overheid landelijk en lokaal munitie om aan de rest van de bevolking te laten zien en te zeggen: U kunt rustig slapen, er is niks mis met onze moslims.
Linkse intellectuelen
Dat er vooral linkse intellectuelen en sommige journalisten in het islamdebat zich opwerpen als verdedigers van moslims en hun religie, is een positieve zaak die moslims en niet moslims van harte steunen. Zij moeten echter beseffen dat zij soms, net als de blokeerfriezen, meer kapot maken met hun interventies.
Het verdedigen van moslims is zeker nobel. Het verdedigen van de belangen van religiehandelaren – door linkse intellectuelen/journalisten die financieel van profiteren – is fout. Het versterkt gevoelens van hoop die niet op feiten zijn gebaseerd, vooral bij jonge moslims. Juist deze jonge moslims betalen later maatschappelijk een hoge prijs voor die valse hoop en gevoelens.
Wat te doen
Het Haga-bestuur heeft in reactie op minister Slob van Onderwijs aangegeven niet te willen opstappen en desnoods financiering uit het buitenland te halen als de minister de kraan dichtdraait.
Na een uitspraak van de rechter roepen: “wij gaan geld uit het Midden Oosten halen”, is politieke chantage, die geen kans van slagen heeft. Het bewijst ook dat het bestuur geen antenne heeft voor maatschappelijke en politieke verhoudingen.
Minister Slob, burgemeester Halsema en de verantwoordelijke PvdA-wethouder Marjolein Moorman (Onderwijs) staan voor een duivels maatschappelijke en politieke dilemma.
Van cruciale belang is dat de overheid hoe dan ook in gesprek moet blijven met (salafistische) ouders. Hun vrije keuze (Halsema weet er alles van) voor islamonderwijs mag niet zomaar opzij worden geschoven, zolang deze niet botst met onze rechtsstaat.
Het zelfde geldt voor een nieuwe te benoemen interim-bestuur of een nieuwe op te richten school. Het nieuwe bestuur moet in samenspraak met de ouders worden benoemd, waar geen plek is voor religiehandelaren.
Geloven in elkaar
Het Haga debacle heeft in ieder geval een zeer gevoelige politieke val van de overheid blootgelegd. Je hebt als overheid de “stille krachten” binnen de Nederlandse moslimgemeenschappen nodig voor het verdedigen van “ongewenste” invloeden van binnen en buiten de grenzen.
De Taskforce Problematisch Gedrag en Buitenlandse Financiering, een samenwerkingsverband van de ministeries van Sociale Zaken Werkgelegenheid, Binnenlandse Zaken en Justitie & Veiligheid, moet nu aan het werk.
Het is tijd dat de moslims en overheid na het Offerfeest en de zomervakantie bij elkaar komen in een landelijke conferentie: Geloven in elkaar.